De Heup en het Been (Knie en Enkel)
De heup en het been samen vormen een eenheid waarmee de mens een groot samenspel van bewegingen kan maken. Het vormt eigenlijk de schokbreker van ons lichaam. Op het moment van landen op de hiel, zakt de voet zachtjes naar beneden, de knie veert een klein beetje in en de heup buigt een klein beetje in. Op die manier kunnen wij onszelf op een soepele manier voortbewegen. Zouden we met niet buigbare benen lopen, dan voelen we de schokken van het landen tot in ons hoofd. De verschillende gewrichten in deze eenheid zullen we hier onder gaan bespreken.
Hoe is de heup opgebouwd en wat is de functie van het heupgewricht?
De normale heup: het heupgewricht bestaat uit een halfronde kom en een bol. Het acetabulum, of kom, wordt gevormd door 3 gebieden of botstructuren van het bekken: het ileum, het ischium en de pubis. De heupkop, of bol, bevindt zich aan de bovenzijde van het femur of bovenbeen. Sterke ligamenten en spieren rondom deze kom en bol maken dat de heup een stabiel gewricht is met een grote beweeglijkheid zonder dat de bol uit de kom schiet. Zowel de heupkop als de heupkom worden bedekt door een laag kraakbeen. Dit kraakbeen heeft als functie dat het gewricht soepel kan bewegen en dat het lichaamsgewicht gelijkmatig over het gewricht wordt verdeeld.
Bij normale dagelijkse activiteiten kan het lichaamsgewicht in de heup wel drie maal zo hoog zijn. Iedere (degeneratieve) aandoening van het gewricht kan dus leiden tot pijn, manken, beenlengteverschil en invaliditeit. De stabiliteit van de heup wordt gewaarborgd doordat de heupkop precies ‘past’ in de kom. De heup laat bewegingen in verschillende richtingen toe: flexie/extensie (tijdens zitten), interne/externe rotaties (draaibewegingen) en abductie/adductie (zijwaartse bewegingen).
Hoe is de knie opgebouwd en wat is de functie van de knie?
De knie is de schakel tussen het bovenbeen en het onderbeen en bestaat uit verschillende onderdelen, te weten botten, gewrichtsbanden, de menisci, spieren en slijmbeurzen.
Botten
Er zijn drie botstukken betrokken bij de kniebewegingen. Deze botstukken zijn het bovenbeen (femur), in het onderbeen het scheenbeen (tibia) en aan de voorzijde de knieschijf (patella). Het kniegewricht bestaat eigenlijk uit twee gewrichten, namelijk het gewricht tussen bovenbeen en het scheenbeen en het gewricht tussen de knieschijf en het bovenbeen. Omdat deze twee gewrichten binnen één gewrichtskapsel liggen wordt het functioneel als één gewricht gezien. Het kuitbeen (fibula) welke zich evenals het scheenbeen in het onderbeen bevindt en wel aan de buitenzijde is niet betrokken bij het bewegen van het kniegewricht, maar bij de bewegingen van het enkelgewricht.
Gewrichtsbanden
De gewrichten worden verstevigd met gewrichtsbanden die ligamenten worden genoemd. De banden bestaan uit lagen sterk bindweefsel. Het kniegewricht heeft een binnenband (mediale band) die in het gewrichtskapsel ligt en een buitenband (laterale band) die net buiten het gewrichtskapsel ligt. De binnen- en buitenband zorgen voor de zijdelingse stabiliteit van het gewricht. Centraal in de knie gelegen zijn de voorste en achterste kruisband die het gewricht tussen bovenbeen en onderbeen als het ware in tweeën verdeelt. Deze laatste banden, het woord zegt het al, lopen gekruisd. De voorste kruisband die voor de achterste kruisband ligt voorkomt dat het onderbeen naar voren en de achterste kruisband voorkomt dat het onderbeen naar achteren verschuift.
Meniscus
Tussen het gewrichtskraakbeen van het bovenbeen en van het scheenbeen bevindt zich zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde een sinaasappelschijfvormig stukje kraakbeen, de zogenaamde binnen (mediale) en buiten (laterale) meniscus. De menisci zijn evenals een sinaasappelschijf aan de buitenzijde dik en worden naar binnen toe dunner. De menisci zijn bedoeld om de vorm van het gewrichtsoppervlak van het bovenbeen wat bolvormig en het onderbeen wat vlak is op elkaar aan te passen.
De menisci zijn dan ook aan de onderzijde vlak en aan de bovenzijde uitgehold. Daarnaast functioneren de menisci als schokdempers. Wanneer het gewicht op het been wordt gezet dan kunnen de menisci naar buiten uitwijken waardoor de neerwaartse kracht naar buiten wordt omgezet. Dit is vergelijkbaar wanneer men met de voet op een bal staat. De bal wordt platter en wijkt naar buiten uit waardoor een deel van de krachten die naar beneden zijn gericht naar buiten worden omgezet. De uiteinden van de menisci worden hoorns genoemd: aan de voorzijde de voorhoorn, aan de achterzijde de achterhoorn.
Spieren
De spieren (spier = musculus) die voor de bewegingen van het kniegewricht zorgen zijn de vierkoppige bovenbeenstrekker (musculus quadriceps) en de buigers (hamstrings) van de knie. De vierkoppige bovenbeenstrekker zit vast aan de bovenkant van de knieschijf. De knieschijf is op zijn beurt weer verbonden met een stevige band aan de voorzijde van het bovenste deel van het scheenbeen. Dit wordt de knieschijfpees (ligamentum patellae) genoemd.
Slijmbeurzen
Een slijmbeurs is een dunwandige holte die gevuld is met dezelfde stroperige vloeistof als het gewrichtsvocht. Slijmbeurzen zitten op plaatsen die aan wrijving onderhevig zijn: tussen bot en huid; tussen pees en de huid en tussen pees en een botstuk. Een pees is een koordvormige of platte bindweefselverbinding tussen spier en bot. De belangrijkste slijmbeurzen rond de knie zijn die tussen de knieschijf en de huid (bursa prepatellaris) en tussen de knieschijfpees en de huid.
Hoe is de enkel opgebouwd en wat is de functie van de enkel?
De enkel (bovenste spronggewricht) bevindt zich tussen de achtervoet en het bovenbeen. Het onderste spronggewricht bevindt zich tussen het hielbeen (calcaneus) en het sprongbeen (talus). Normaal gesproken kan de voet 20 graden naar boven getrokken worden (extensie) en 30 graden naar beneden (flexie). De zijwaartse beweging die een enkel kan maken is 30 graden naar binnen (inversie) en 20 graden naar buiten (eversie). De voet zelf bestaat uit drie delen: de voor-, midden en achtervoet.
Gewrichtskapsel
Het totale enkelgewricht is bedekt met een stevig kapsel die de botten in de enkel bijeenhoudt, het gewrichtskapsel. De binnenkant is bedekt met een slijmvlieslaag die gevoed wordt door bloedvaten. Deze slijmerige substantie heet gewrichtssmeer. Dit zorgt er naast voeding ook voor dat de gewrichtsvlakken elkaar niet raken om wrijving en slijtage te voorkomen.
Botstukken
De enkel bevat drie botten. Twee in het onderbeen (scheenbeen (tibia) en kuitbeen (fibula)) en het sprongbeen in de achtervoet. Het scheenbeen is dikker en sterker dan het kuitbeen. De term enkelvork komt van het feit dat de onderste gedeelten van het scheenbeen en het kuitbeen het sprongbeen omvatten.
Kraakbeen
Kraakbeen bevat geen zenuwen of bloedvaten. Het is een weefsel dat goed veert, en dat nodig is voor demping van krachten die vrijkomen. Het kraakbeen bedekt verschillende stukken bot waaronder het einde van het scheenbeen, het kuitbeen en de bovenkant van het sprongbeen met een laag van ongeveer vier millimeter. Ook de bovenkant het hielbeen en de drie gewrichtsvlakken aan de onderkant van het spronggewricht heeft een laagje van ongeveer drie millimeter.
Gewrichtssmeer
De bloedvaten in het gewrichtskapsel vormen gewrichtssmeer. Het gewrichtssmeer bekleedt de gewrichtsvlakken met een dunne film. Door zijn stroperige eigenschappen zorgt het gewrichtssmeer ervoor dat de gewrichtsvlakken steeds van elkaar gescheiden blijven, waardoor wrijving tot een minimum wordt beperkt en er geen slijtage van de gewrichtsvlakken optreedt.
Gewrichtsbanden
Gewrichtsbanden ofwel ligamenten zijn banden van bindweefsel, een soort stuk elastiek. De banden bevinden zich op meerdere plaatsen: de binnenzijde, het ligamentum deltoideum. Een driehoekige band die zo sterk is dat er eerder botbreuken plaatsvinden dan een gescheurde band. De buitenzijde, het ligamentum collaterale laterale. Deze bestaat uit drie banden: de voorste en achterste lopen van het sprongbeen naar de onderkant van het kuitbeen. De middelste band loopt van het hielbeen naar de onderkant van het kuitbeen. Verder lopen er gewrichtsbanden over het kapsel van het onderste spronggewricht om alles te versterken.